RECENSIES


Ongrijpbare stilte, gestold in kwetsbare materie.


Met sensibele vrouwenhanden wordt de klei bijna strelend gemanipuleerd.   De sculpturen die hieruit ontstaan dienen zich aan als statische vormen, maar de toeschouwer die blijft kijken ontdekt al snel een dynamische innerlijke bewogenheid.   Kenmerkend voor het werk van Magdelien Roobroeck is de soberheid, de gestileerde zuivere vorm, de zoektocht naar harmonie en evenwicht.
Haar oeuvre vormt een serene en organische eenheid, maar binnen die eenheid bruist het van tegenstellingen.
Soms worden we geraakt door een verstillende en vertederende lijn, dan weer worden we geconfronteerd met splijtende kiemen of weerbarstige keikoppen.  Haar kwetsbare figuren hebben geen mond en geen ogen. 
Ze leven in zichzelf gekeerd, bevrucht door de bloedeigenste innerlijke bron van de kunstenares.

Roobroeck betracht geen realistische, anekdotische  of geëngageerde kunst.
Ze is gefascineerd door het zoeken naar, wat we bij gebrek aan beter, omschrijven als het hogere, het andere, het universele, het eeuwige …  Wat haar intrigeert is hoe het onzichtbare toch tastbaar kan gemaakt worden.
De kunstenares weet, net zoals de mediterende monnik, dat de antwoorden enkel te vinden zijn in de stilte van de eigen ziel, en niet op straten en pleinen.  En toch zijn haar ontelbare sociale contacten voor haar van levensbelang.   De intussen gesloten kunstruimte Yemaya in Aalst was hiervan een sprekend voorbeeld.
Niet het commerciële aspect maar de mens stond centraal in werking van de galerie.  Mensen zijn voor Magdelien altijd al een  bron van inspiratie geweest,  het zijn haar levensvitaminen die ze nodig heeft om achteraf in het atelier des te intenser te kunnen luisteren naar de eigen stilte.

De uitdaging om het onvatbare zichtbaar te maken is tegelijkertijd een verloren en een gewonnen gevecht met de engel.  Verloren omwille van de teleurstelling omdat men zijn innerlijk nooit ten volle kan uitdrukken.
Maar ook een gewonnen strijd omwille van de vreugde die de kunstenares toch telkens weer ten dele valt wanneer een zielservaring kan uitgedrukt worden. En dit laatste  werkt aanstekelijk !  Niet zelden slaagt ze erin ons die “andere wereld“ te laten ervaren, de ervaring van de universele verbondenheid van alles met alles. 
Het fundamentele in de kunst van Roobroeck is immers de sacraliteit, de uitnodiging tot contemplatie … 
Het is een kunst van stilte, vrede en ingetogenheid.

Haar vormgeving past perfect in de bedding van de moderne kunst.  Zonder bij specifieke trends aan te leunen graaft ze steeds dieper naar de universele essentie van het leven, waardoor ze als vanzelf aansluiting vindt bij kunstenaars als Constantin Brancusi, Hans Arp, en niet in het minst ook bij de auteur Dostojevski als hij schrijft ; “Schoonheid zal de wereld redden.  Schoonheid is een raadsel dat mensen kan betoveren, in haar greep krijgen“.    De sculpturen van Magdelien Roobroeck nestelen zich in het hoofd van elke kunstliefhebber.  Haar kinderen van de tederheid begeleiden ons naar een positieve en hoopvolle toekomst.  Onmiskenbaar brengen ze een symbiose tot stand tussen contemplatie en daadkracht.

 

André De Nys -  recensent Kunstletter(s)
mei 2009.

 

 

Onder weg, de transcendentie van de aarde

Het werk van Magdelien Roobroeck kan benaderd worden vanuit een drietal steeds terugkerende concepten, waarvan ze zich zeer bewust is. Magdelien is een aardefluisteraar. Haar keramische bedrijvigheid is verre van een ambachtelijke pottenbakkerij, hoewel ze het metier van het hard maken van klei in de vingers heeft en haar oven beheerst in al zijn vurige grilligheid, zoals een chef-kok. Magdelien vertrekt vanuit een filosofische attitude. Niet via de lectuur van de grote teksten van de voorbije tweeduizendvijfhonderd jaar. Met namen schermt ze niet. Wel een bevraging van het leven, een zoektocht naar de zin van het zijn, een poging de relatie tussen het kleine en het grote, de aarde en de kosmos te achterhalen. Het uit zich in een combinatie van rebellie, vanuit een bewustwording van haar anders zijn dan het gewone, en een soort heidense druïde die de geheimen der dingen wil vinden voor zichzelf en onthullen voor anderen. Zeg maar een gevoeligheid voor het dagelijkse gebeuren en de zoektocht naar wat er achter schuil gaat.
In die zin vertoont haar werk ook een verwantschap met de conceptuele kunst. Al vrees ik dat de ‘zuivere’ conceptuelen haar niet als dusdanig zouden erkennen. Daarvoor vertrekt ze teveel vanuit de sensualiteit. De conceptuele kunst bespeelt de rationaliteit. Haar beoefenaars zijn koele cerebralen op zoek naar het gekke ervan wanneer de mens onderzoekend de werkelijkheid wil opdelen in classificaties. Dat moeilijke probleem van de waarheid als constructie van de werkelijkheid, die eerst wil weten ‘wat’ iets is, tot welke categorie het behoort, om dan te ontdekken dat taal steeds te kort of te ver schiet, en toch treffend is.  Maar vermits de postmoderne periode het gevaar van ‘zuiveren’ ingezien heeft, lijkt het nu wel mogelijk een conceptuele dimensie in haar werk te zien. Zeker daar waar ze met series werkt en tevens de wijze waarop ze mensen laat participeren aan haar projecten. Daarenboven houdt ze van woordspelingen. Die relatie met de taal was reeds sterk aanwezig bij de gangmakers van de conceptuele kunst. ‘Ceci n’est pas une pipe’ van Magritte naar dat van Broodthaers dat ‘Une moule’ niet hetzelfde is als ‘un moule’, een mossel is geen mal, of misschien toch wel, dat is precies het malle van de zaak. Magdelien woordspeelt met ‘nonnetjes’, ‘duivensport’, ‘keikoppen’, 'the origin of spaces' en tint de gevaarlijke Rode Weg rood. Niet te verwonderen met een familienaam die verwijst naar een rood moeras, een poel vol drassige aarde.
Zoals gezegd werkt Magdelien rond een aantal concepten die ik zou synthetiseren als: aarde, kiem en kosmos.
De aarde is in eerste instantie het materiaal van haar werk, de moeder van haar creativiteit, waarbij zij de vader is. Terloops dient vermeld te worden dat Magdelien voorloopster is van de gendergelijkheid. Naast materniteit als thema heeft ze volwaardig aandacht voor de paterniteit, met prompt een even zwangere buik aan de mannentorsen.
Maar we hadden het over de aarde. Voor keramisten is dat doorgaans klei. En klei is niet zo maar een grondstof. Dat verklaart misschien mijn verwijzing naar de keuken hogerop. Zoals bij de driedeling van het voedsel door de filosofische antropoloog Claude Lévi-Strauss in het rauwe, het gekookte en het rotte, zou men ook de klei kunnen opdelen in klei als natuur, naar keramiek als cultuur, waarna dan ook de vergankelijkheid begint. Dit laatste is zeer belangrijk voor haar en is in de textuur van haar werk zeer aanwezig. Het kunstwerk als cultuur zit in haar work in progress geprangd tussen het wilde vormverlangen van de natuur en de ongehoorzaamheid van de teloorgang, de thermodynamische wet. De middeleeuwse filosofen spraken van natura naturans, de natuur in wording en de natura naturata, het natuur gewordene en dan volgt de verwording.
Het kunstwerk als telkens weer een tussenstadium is belangrijk voor Magdelien. Vooral ook omdat in dit proces de creator niet enkel deze is die iets voortbrengt, iets dat naar voren gebracht wordt voor een toeschouwer. Behalve de andere is er ook het zelf van de maker. Magdelien treedt voortdurend op als een soort magiër in contact met wat ze maakt. Door het maken van aardewerk maakt ze tegelijk ook zichzelf. En die evolutie heeft weer haar gevolgen voor de vorm van het werk. Een dialoog, zoals humanisten dat zo graag noemen, maar dan een zonder woorden (logos) en niet op rationaliteit gebaseerde communicatie.

De kneedbaarheid van klei en de onmiddellijke tactiliteit maakt dat de handen als een soort voortdurende baarmoeder fungeren. De handen zijn hierin een soort synthese van penis, zaad en de DNA-structuur tegelijk, vormbepalend.
Het ene thema vloeit voort uit het andere. Mijn woorden over de aarde waren reeds zwanger van het tweede concept, nl. de kiem, de eikel, het zaad, de pit, de navel, de vruchtbaarheid die een metamorfose is, de groei als leven. De avocadostenen blijken alles behalve keien te zijn, maar in een gunstige omgeving ontpoppen ze zich vitaal. ‘De natuur is de beste kunstenaar’, zegt men dan wel eens. Maar er is cultuur nodig om er de aandacht op te vestigen. Men zou dit het hoofdthema van Magdelien kunnen noemen: de ontbolstering, de ontknopping, het eeuwige zelfde dat steeds ook het andere wordt. Moeder aarde als vruchtbaarheidsprincipe.
Maar het is duidelijk dat de aarde niet volstaat. In het universum zijn oneindig veel voorbeelden waaruit blijkt dat aarde water nodig heeft om bezwangerd te geraken. De wolken in de lucht zorgen daarvoor. Maar zo louter weerkundig bekijkt Magdelien dit gegeven niet. Het vormgeven, het tot vorm laten ontkiemen, wil zij in een ruimer  kader zien. Hiervoor doet ze onderzoek. Wetenschappelijk, maar ze maakt ook vlijtig gebruik van het geluk dat kunst een interpretatiesymbool is dat eerder bij de levensbeschouwing, religieus of atheïstisch, aansluit en waar het dus niet te nauw steekt met de exactheid. Het is dan ook mooi te zien hoe harmonisch de oerstroom, Eridanus, tevens naam van een sterrrenbeeld, overloopt in de in Godveerdegem ontsprongen Molenbeek, waarvan ze dan weer de slibverschillen bestudeert.

Om haar eigen ervaring als bemiddelaar tussen de substantiële aarde en de kosmische concepten aan de mens te brengen, stelt ze tentoon. Als het oproepen van een collectief gebeuren, al dan niet met geheugenverlies. Voor dit sociale doel verzet Magdelien hemel en aarde.
Wat ze onder handen neemt wordt anders voor anderen, waardoor voor de toeschouwer een decorum gecreëerd wordt waarin de hemel op aarde realiseerbaar is.
Vooraleer iets terra incognita is, terra reversa of terra promessa, is aardewerk terracotta, een vorm van gebakken aarde, die zichtbaar een wereld maakt.

Em. prof. dr. Willem Elias (VUB)

juni 2017